Inleiding
Omdat Soerah al-Faatihah als de inleiding van de heilige Quraan kan worden beschouwd, treffen we daarin de hoofddoelen van de heilige Quraan aan, en dat zijn:
(1) de geloofsleer ['Aqaa-id],
(2) de aanbiddingen ['Ibaadaat],
(3) de wijzen van leven [Manaahidj al-Hayaat].
Deze zegenrijke Soerah begint met het behandelen van de geloofsleer: (verzen 1, 2 en 3). Hierop volgt de aanbidding (vers 4). En tenslotte komen de levenswijzen aan bod (verzen 5, 6, en 7). De heilige Quraan is bovenal een uitnodiging tot de geloofsleer, vervolgens tot aanbidding en vervolgens tot de juiste levenswijze. De onderwerpen die in deze Soerah aan bod komen zijn ook op deze volgorde genoemd.
Kennismaking met de Schepper der Werelden
In de Islaam is de geloofsleer niet iets wat blijft bij een denkbeeld/gedachte. Neen, de geloofsleer werpt zijn vruchten af, sorteert resultaten en brengt verplichtingen met zich mee. Het feit dat jij Allah de werkelijke Heerschappij [Ruboebiyyah], Genade [Rahmah] en Berechting [Hisaab] toekent, vereist van jou actie. Vandaar dat deze Soerah begint met de Lofprijzing van Allah, de Almachtige. Hierna leert deze zegenrijke Soerah ons aanbidding ['Ibaadah], hulp zoeken, het vragen van rechte leiding en lopen op Allah's pad.
Deze Soerah laat de lezer kennismaken met Allah en Zijn Heerschappij [Zijn Rabb-zijn] en leert ons dat onze status dienaarschap is jegens Hem, en dat de status van dienaarschap inhoudt: het lofprijzen van Allah, Hem aanbidden en hulp vragen, Hem vragen om rechte leiding en het bewandelen van Zijn voorgeschreven levenswijze.
De spil van de Islaam is kennis hebben van de Schepper [Ma'rifatulLaah]. Dit is dan ook waarom deze Soerah ons in het begin, midden en eind kennis laat maken met Allah, namelijk dat Hij de Genadevolle Rabb (Heer/Onderhouder) van het gehele universum is, dat Hij de werkelijke Helper is en dat Hij de Schenker is van rechte leiding.
Het fundament van de Islamitische geloofsleer is het geloof in Allah en het Hiernamaals. Dit wordt dan ook genoemd in de Soerah:
{Rabb-il 'Aalamien – de Heer/Onderhouder der werelden}.
Het fundament van de aanbidding is om deze uitsluitend te verrichten voor Allah. Deze Soerah verwijst hiernaar door de volgorde tussen het werkwoord (Na'budu – wij aanbidden) en de "Damier": (Iyyaaka – U alleen) om te keren, zodat er exclusiviteit ontstaat in de betekenis.
Het fundament van het Pad naar Allah's Tevredenheid is het goede voorbeeld dat vertegenwoordigd wordt door Profeten, Siddiqien, de martelaren en de deugdzamen, waar deze Soerah dan ook naar heeft verwezen.
Het fundament van afdwaling is een slecht voorbeeld. Ook hiernaar heeft de Soerah verwezen.
Verheven Eigenschappen
Deze Soerah begint met het noemen van Hem die het waard is te worden geprezen, en beschrijft Hem met grootse Eigenschappen. Wanneer men deze Eigenschappen begrijpt, dan weet men dat het de Bezitter van deze verheven Eigenschappen zeker toekomt te worden geprezen, te worden aanbeden en te worden aangeroepen voor hulp tijdens hevigheden.
Het woord wordt dan nu gericht aan deze Bezitter van deze verheven Eigenschappen met:
(Iyyaaka – U alleen) O Hij van Wie deze Eigenschappen zijn! Wij aanbidden en vragen hulp aan niemand anders dan U.
'Aanbidding' is genoemd vóór 'hulp vragen', omdat een middel (Wasielah) aanwenden vóór het vragen van een behoefte nader is tot verhoring. 'Hulp vragen' is absoluut (Mutlaq) gelaten zodat dit alles beslaat waarvoor Allah's hulp gezocht wordt.
Het Rechte Pad
Vervolgens wordt er gezegd:
(Ihdi-naa – Blijf ons leiden) duidelijk makend dat dit het eerste en belangrijkste is waarvoor er hulp gevraagd wordt aan Allah. Het is alsof zij gevraagd werden over wat voor hulp zij zoeken, waarop het antwoord is: (Ihdi-nas Siraat-al Mustaqiem – Blijf ons leiden op het Rechte Pad): geleid zijn tot het Rechte Pad gebeurt uitsluitend door Allah's hulp.
En Allah's geschenk van standvastig blijven op het Rechte Pad wordt alleen verkregen door het besef/uiten van afhankelijkheid jegens Hem. En dit besef van deze afhankelijkheid komt tot uiting in het vragen naar/smeken om hulp aan Hem. Dit besef van afhankelijkheid kan het beste worden bereikt door continue aanbidding. En er kan geen sprake zijn van aanbidding zonder kennis [Ma'rifah]. En zulk een Ma'rifah (kennis) waarin alle lofprijzing niet toegekend wordt aan Allah, is een onvolmaakte Ma'rifah. Wanneer de dienaar kijkt naar al wat hij geschonken heeft gekregen, dan zegt hij: "al-HamdulilLaah". En wanneer zijn Ma'rifah in orde is, dan spreekt hij zijn Heer toe met: (Iyyaaka na'budu wa iyyaaka nasta'ien – U alleen aanbidden wij en U alleen vragen wij om (werkelijke) hulp) en dan vraagt hij Hem het allerbelangrijkste, en dat is het rechtgeleid zijn in alle zaken.
Tot de belangrijkste zaken in de Islaam behoort: het bij de groep van de Moslims en hun leider blijven en/of zich met hen identificeren. Zie bijvoorbeeld de volgende Profetische uitspraak: "Degene die zich ook maar een handspan afscheid van de groep [Djamaa'ah] der Moslims, dan doet hij de boei van de Islaam af van zijn hals." De Soerah wijst ons via de gemeenschappelijke (dus meervoudsvorm van de) aanspreking/aanroep (Iyyaaka na'budu) en (Ihdi-naa) erop dat een Moslim in wezen een deel is van het geheel der Moslims en dat de Islamitische opvoeding dan ook hierop dient te zijn toegespitst.
Manifestatie van het Rechte Pad
Wat opgemaakt kan worden uit de Soerah is dat het Rechte Pad gemanifesteerd wordt door twee zaken: (1) het bewandelen van het Pad van degenen op wie Allah's bijzondere gunsten rusten; (2) het vermijden van het Pad van degenen op; wie Allah's toorn rust en dat van de dwalenden.
(1) 'Degenen op wie Allah's bijzondere gunsten rusten' worden nader gespecificeerd in het 69 Vers van Soerah an-Nisaa: (zij zullen dan met degenen zijn op wie Allah's bijzondere gunsten rusten, namelijk de Profeten, de Siddieqien, de Shuhadaa (martelaren) en de Saalihien (deugdzamen)).
(2) Er wordt overgeleverd dat met 'degenen op wie Allah's toorn rust' de Joden worden bedoeld en met 'de dwalenden' de Christenen. En als deze twee groepen zodanig worden beschreven dan is dit nog eerder van toepassing op alle andere groepen die de boodschap van Allah niet hebben geaccepteerd.
Vaak worden deze betekenissen vergeten, en is men zich er niet echt van bewust dat de Siddieqien, de Shuhadaa en de Saalihien ons als voorbeeld dienen, met als het ultieme voorbeeld de Profeten en Boodschappers van Allah (vrede en zegeningen zij met hen allen). Sommigen zijn zich daar wel van bewust maar vergeten dan het Pad van de dwalenden en degenen op wie Allah's toorn rust, te vermijden. Daarom moet een Moslim, wanneer hij of zij de heilige Quraan reciteert/leest, bewust worden van beide zaken. Immers, de edele Quraan heeft dit alles uiteengezet. Een Moslim dient dus op te letten op de fouten die de dwalenden en degenen op wie de toorn rust, begingen, zodat hij/zij deze kan vermijden. Om preciezer te zijn: hij/zij dient niet eens in de buurt te komen hiervan en dient bewust te worden van het goede voorbeeld en dit te volgen.
Samenvatting
Na Soerah al-Faatihah in hoofdlijnen te hebben bekeken, sluiten we dit af met het volgende overzicht:
Deze 7 Verzen tellende edele Soerah bestaat uit:
(1) Hamd (lofprijzing), Tamdjied (glorieverklaring) en Thanaa (verhevenheid verkondigen) aan Allah, de Verhevene, middels het noemen van bepaalde Schone Namen van Hem die duiden op Zijn verheven Eigenschappen.
(2) De Wederopstanding, namelijk de Dag des Oordeels/Vergelding.
(3)Instructie voor de dienaren dat zij Allah's in alle ootmoed (onderworpen nederigheid) moeten vragen en geen pretenties moeten maken op hun eigen kracht en capaciteiten. Met andere woorden: ze moeten zichzelf niet onafhankelijk van Allah wanen, maar bewust worden dat ze elk fractie van een seconde volledig afhankelijk zijn van Allah.
(4) Instructie voor de dienaren dat zij allen en uitsluitend Allah met pure oprechtheid dienen te aanbidden, zijn Eenheid moeten erkennen, namelijk dat er naast Hem geen andere god is, geen partner noch gelijke.
(5) Instructie voor de dienaren dat zij Allah moeten vragen om rechte leiding tot het Rechte Pad, welk de 'Rechte' Religie is, en om standvastigheid hierop zodat men de Siraat (de brug over de hel die leidt naar het Paradijs) succesvol zal kunnen oversteken naar de Tuinen der Gunsten in de nabijheid van de Profeten, de Siddieqien, de Shuhadaa en de Saalihien die allen als voorbeeld waren.
(6) Deze Soerah houdt dus in: Targhieb (aansporing) tot deugdzame handelingen, zodat de mens op de Dag der Wederopstanding tot de deugdzamen zal behoren, en Tarhieb (waarschuwing) voor de paden van de valsheid, zodat de mens op de Dag der Wederopstanding niet met de zulken zal worden verzameld.